
Jurisprudentie
BB5179
Datum uitspraak2007-10-09
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002181-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002181-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Seksueel binnendringen bij iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
De stelling van verdachte dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf ook toenadering hebben gezocht en op seksueel gebied ver ontwikkeld waren, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de ernst van de feiten en het verwijtbare karakter van de handelwijze van verdachte. Naar het oordeel van het hof had het onder die omstandigheden op de weg van verdachte - als volwassene en als verzorger - gelegen om hieraan een halt toe te roepen.
Uitspraak
Parketnummer : 20-002181-06
Uitspraak : 9 oktober 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 23 mei 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-800171-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (EUR 2.555,44) en [slachtoffer 2] (EUR 2.531,68) geheel zullen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel conform het bepaalde van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, nu het vonnis niet de inhoud van de bewijsmiddelen bevat, terwijl naar het oordeel van het hof oordeel verdachte hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard niet volledig heeft bekend, zodat verdachte -anders dan waar de eerste rechter kennelijk vanuit is gegaan -niet kan worden beschouwd als een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, en voorts omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 1 februari 2005 te Woensdrecht, in elk geval in Nederland en/of in Engeland en/of in Griekenland en/of in Duitsland en/of in België, met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn penis en/of zijn tong en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of de borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of pijpen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 27 augustus 2005 te Woensdrecht, in elk geval in Nederland en/of in Curaçao met [slachtoffer 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn penis en/of zijn tong en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of de borsten van die
[slachtoffer 2] betast en/of zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of pijpen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2004 tot en met 1 februari 2005 te Woensdrecht en in Engeland en in Griekenland met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis en/of zijn tong en/of vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of de borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of pijpen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2005 tot en met 27 augustus 2005 te Woensdrecht en in Curaçao met [slachtoffer 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of pijpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.1.
Door en zijdens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam, doch dat de aard en de frequentie daarvan niet op die wijze hebben plaatsgevonden als door voornoemde zusjes wordt verklaard. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het seksueel contact met [slachtoffer 2] slechts één keer heeft plaatsgevonden.
B.2.
Het hof is van oordeel dat deze stelling van verdachte wordt weersproken door bovenstaande bewijsmiddelen. Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof hecht zwaarwegende betekenis aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke verklaringen elkaar (in essentie) ondersteunen en tevens steun vinden in de verklaring van hun moeder, [moeder slachtoffers]. Daar komt bij dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben aangegeven dat ook zij bepaalde grenzen hebben overschreden en het een en ander met gemengde gevoelens hebben ondergaan. Met hun verklaringen hebben ze aldus niet alleen verdachte willen beschuldigen maar hebben ze ook hun eigen rol in het geheel niet willen verminderen. Daarbij hebben ze zich ook in positieve zin over verdachte uitgelaten. Het hof acht, gelet op het vorenstaande, de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] derhalve betrouwbaar.
Hoewel de opmerking van [slachtoffer 2] dat de ontuchtige handelingen op een gegeven moment iedere avond plaatsvonden, door haar wellicht enigszins aangedikt kan zijn, is het hof van oordeel dat het seksuele contact zowel tussen verdachte en [slachtoffer 1] als tussen verdachte en [slachtoffer 2] frequent en met enige regelmaat heeft plaatsgevonden. Uit de bewijsmiddelen komt ten aanzien van de handelwijze van verdachte een bepaald patroon naar voren. De verklaring van verdachte dat hij slechts één keer ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] heeft gepleegd, acht het hof op die onderdelen niet geloofwaardig.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 en onder 2 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 245, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het feit dat verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn fysiek en geestelijk overwicht op de slachtoffers en daarbij in ernstige mate het vertrouwen heeft geschonden dat zij in hem als “stiefvader” en verzorger mochten stellen;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers, namelijk een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en verstoring van hun seksuele ontwikkeling;
- het feit dat verdachte bij het plegen van de feiten geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van de slachtoffers en uitsluitend heeft gedacht aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften.
Voorts rekent het hof het de verdachte in hoge mate aan, dat hij, toen het seksueel contact met [slachtoffer 1] was gestopt nadat zij duidelijk te kennen had gegeven daar niet van gediend te zijn, hij is begonnen met het plegen van ontuchtige handelingen bij het jongere zusje [slachtoffer 2].
Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat de slachtoffers, blijkens de zich in het dossier bevindende stukken met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen, ten gevolge van het seksueel misbruik te kampen hebben met geestelijke problemen en daarvoor professionele hulp hebben gezocht.
De stelling van verdachte dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf ook toenadering hebben gezocht en op seksueel gebied ver ontwikkeld waren, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de ernst van de feiten en het verwijtbare karakter van de handelwijze van verdachte. Naar het oordeel van het hof had het onder die omstandigheden op de weg van verdachte - als volwassene en als verzorger - gelegen om hieraan een halt toe te roepen. Nu hij zulks heeft nagelaten acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als hierna te melden passend om verdachte het ontoelaatbare van zijn handelwijze te doen inzien.
Een langere gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een voorwaardelijk gedeelte en reclasseringstoezicht, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof niet geboden, nu verdachte reeds op vrijwillige basis een behandeling bij De Waag ondergaat. Het hof acht de kans op recidive gering.
Het opleggen van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dan wel het opleggen van elektronisch toezicht, zoals door de verdediging verzocht, acht het hof, gelet op de ernst van de feiten, de aard en de frequentie van de ontuchtige handelingen, alsmede gelet op straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet passend.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.555,44. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.531,68. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde telkens oplevert:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.555,44 (tweeduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en vierenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 2.555,44 (tweeduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en vierenveertig cent).
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 2], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.531,68 (tweeduizend vijfhonderdeenendertig euro en achtenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 2.531,68 (tweeduizend vijfhonderdeenendertig euro en achtenzestig cent).
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. H.P. Vonhögen,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 9 oktober 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.